Op het kerkhof
staat een wilg
te dromen in de zon.
Krokussen in bloei
omcirkelen de stam
alsof ze tot de dromer
willen zeggen:
Wordt toch eens wakker,
heb je ons al gezien?
We vieren hier
het voorjaar,
zie onze gele hartjes
geopend naar de Zon
die ons ontvouwen heeft
als teken van de Hoop,
wij zijn wel even
dood geweest
maar kijk ons toch eens leven.
staat een wilg
te dromen in de zon.
Krokussen in bloei
omcirkelen de stam
alsof ze tot de dromer
willen zeggen:
Wordt toch eens wakker,
heb je ons al gezien?
We vieren hier
het voorjaar,
zie onze gele hartjes
geopend naar de Zon
die ons ontvouwen heeft
als teken van de Hoop,
wij zijn wel even
dood geweest
maar kijk ons toch eens leven.
De dromerige wilg ontwaakt
van al dat jonge groen,
bekijkt de kleuren
wit, geel, paars,
de mooi gevormde hartjes,
bedenkt hoe vaak
híj is gesnoeid en
weer is uitgelopen.
van al dat jonge groen,
bekijkt de kleuren
wit, geel, paars,
de mooi gevormde hartjes,
bedenkt hoe vaak
híj is gesnoeid en
weer is uitgelopen.
Hij groet de blijde krokussen
met buigend takgezwaai,
een zwarte kraai schrikt op.
Het kerkhof sluimert door,
wachtend de Grote Zomer.
met buigend takgezwaai,
een zwarte kraai schrikt op.
Het kerkhof sluimert door,
wachtend de Grote Zomer.
Coby Poelman-Duisterwinkel
Uit de bundel "Het pinkstert!"